Om vleesvee optimaal te laten groeien is het belangrijk om goed inzicht te hebben in de beschikbare snijmaïs. “Alleen dan kun je met de juiste aanvulling van bijproducten, losse grondstoffen en krachtvoeders een optimaal rantsoen samenstellen”, vertelt vleesveespecialist Richard de Graaf van Voergroep Zuid. “Onze mobiele NIR is hierbij een handig hulpmiddel.”
Vaak is er wel een kuilanalyseresultaat beschikbaar waarmee het rantsoen wordt berekend. Maar de vraag is of deze goed genoeg aansluit bij wat er op dat moment wordt uitgekuild. Zeker bij grotere kuilen en kuilen gemaakt van verschillende percelen of verschillende inkuildata, wijkt de gemiddelde kuiluitslag vaak af van wat er actueel wordt gevoerd. “Ook kan de samenstelling van de kuil in de tijd veranderen”, vult Richard de Graaf aan. “In alle gevallen waar er twijfel is of de kuiluitslag wel de juiste waarden weergeeft, biedt onze mobiele NIR uitkomst.”
Richard maakt met het apparaat binnen een half uur een betrouwbare NIR-analyse van snijmaïs. De uitkomst verschijnt via de speciale app op zijn mobiele telefoon. Richard: “Daarmee heb ik een actuele analyse van wat er op dit moment wordt gevoerd.” Cruciaal hierbij is de wijze waarop de monsters worden genomen, een correct uitgevoerde meting en de ijklijnen waarmee de meetwaarden worden omgezet naar de voederwaardering.
Voergroep Zuid maakt gebruik van ijklijnen, die zijn samengesteld door Trouw Nutrition. Hier is veel onderzoek aan vooraf gegaan waarbij duizenden monsters zowel via NIR-analyse als ook nat-chemisch zijn geanalyseerd. Op basis van de hieruit afkomstige data zijn de juiste ijklijnen voor de verschillende voedermiddelen samengesteld. Natuurlijk heeft Richard het apparaat en de resultaten zelf ook nog eens getest. Simpelweg door dezelfde monsters ook bij een lab aan te bieden. Richard: “Het apparaat blijkt prima in staat om de juiste voederwaarde weer te geven. Mits je op de juiste manier het monster neemt.”
Het monster wordt genomen met een speciale monsterboor. Deze boort een mooi rond gat in het snijvlak van de openliggende kuil. Het materiaal gaat vervolgens uit de boor de monsterzak in. Afhankelijk van de opbouw van de kuil wordt er volgens een strak monsternameprotocol op verschillende plaatsen in de kuil geboord. Minimaal vijf en maximaal negen boringen. Het mengmonster wordt vervolgens netjes in de speciale monsterbak verdeeld. Dan wordt het NIR-apparaat gekalibreerd en start Richard met het meten. “We meten op vijf verschillende plaatsen. Het gemiddelde meetresultaat verschijnt via de app op de mobiele telefoon. Dit gehele proces herhalen we nog een keer, waarna beide analyses worden gemiddeld.”