Harold Kolsters heeft in Oirschot 34.000 leghennen verdeelt over drie scharrelstallen. Hij kiest bewust voor een koppel bruine hennen en een koppel witte hennen. Puur voor de huisverkoop.
“Mensen eten graag een vers eitje. Ons bedrijf staat aan de doorgaande weg van Oirschot naar Best en ze weten ons te vinden. Onze eieren zijn iedere week op. Mijn schoonvader is ooit begonnen met de verkoop aan huis. Na de overname van het pluimveebedrijf van mijn schoonouders hebben wij dat doorgezet, maar wel op een professionelere manier. Samen met mijn vrouw en drie kinderen staan we zes dagen in de week in de winkel en ook mijn schoonouders springen af en toe bij.”
“Sinds de COVID-19 maatregelen vorig jaar is onze thuisverkoop met twintig procent gestegen. We verkopen nu ongeveer 1,5 pallet eieren per week. Dat zijn zo’n 15.000 eieren. En dat is een mooi bijverdienste, want met de verkoop aan huis krijg ik een anderhalf keer hogere opbrengstprijs dan via de normale afzet. Aan de andere kant heeft Corona voor ons ook roet in het eten gegooid. Onze voormalige afzet werd stopgezet door onder andere de grote afname van de verkoop aan de horeca. De eieren gaan nu naar Duitsland en dat bevalt prima.”
“De verkoop aan Duitsland betekent dat we GMO-vrije eieren produceren die voldoen aan VLOG (Lebensmittel ohne Gentechnik). Dat zijn eieren zonder genetisch gemodificeerde grondstoffen. In Duitsland wordt er veel waarde gehecht aan een keurmerk. In Nederland is dat veel minder, terwijl een GMO-vrij ei in mijn ogen super gezond is. In Nederland wordt hier naar mijn mening nog te weinig aandacht aan gegeven.”
“In de winkel spreek ik allerlei mensen, van 8 tot 88 jaar. Het is belangrijk om die binding met de mensen te houden. Ik merk uit de gesprekken en de groei van de verkoop dat mensen de laatste jaren bewuster zijn gaan eten. Ze willen weten wat ze eten. Sinds de aflevering van de Keuringsdienst van Waarde over het verschil tussen witte en bruine eieren is de vraag naar witte eieren gestegen. Door zo’n aflevering krijg ik meer vragen en dat geeft mij de kans om het gesprek aan te gaan. Ik vind het belangrijk om een eerlijk verhaal te vertellen. In onze winkel hangt bijvoorbeeld een poster over de biomassacentrale. Van de mest van onze leghennen wordt energie opgewekt. Mensen zijn kritisch over een biomassacentrale, maar wat is nu beter? Hout gebruiken om energie op te wekken, waarvoor bomen gekapt moeten worden of het gebruik van mest van dieren, dat er toch is? Dat probeer ik op deze manier uit te leggen.”
Cor en Ria Deenen melken samen met hun personeel 1750 melkgeiten en verzorgen daar-naast 400 opfoklammeren. Het geitenbedrijf van de familie Deenen is meer dan een familie-bedrijf. Iedere ochtend en avond krijgen ze hulp van een vaste ploeg melkers en daarnaast wonen er ex-verslaafden op het erf die overdag helpen met allerlei klusjes.
“In 1997 werd de Nederlandse varkenshouderij getroffen door de varkenspest. Het was een lastige tijd en wij hakten de knoop door om het roer om te gooien. In 1999 kochten we onze eerste lammeren. Tijdens de bouw van ons bedrijf werden we geconfronteerd met hele slechte prijzen. Er was veel werk, maar weinig geld. Je kunt dan stoppen, maar voor ons was het een zetje om na te denken over een nieuw verdienmodel om ons geitenbedrijf financieel gezond te maken.”
“We hebben toen contact opgenomen met ZLTO. Zij hebben met ons een plan gemaakt en zo kwamen we in contact met Novafarm-Grip. Novafarm-Grip is een organisatie die mensen met een verslavingsproblematiek een nieuwe kans geeft op de boerderij om weer terug te keren naar een bestaan zonder verslaving in de maat-schappij. De boerderij is voor deze cliënten een ideale plek. Het biedt rust en ruimte en het werk gaat 24 uur per dag door; er is altijd iemand waar ze op terug kunnen vallen.”
“Het zijn mensen die op een of andere manier in de problemen zijn gekomen en daardoor alles verloren zijn. Geen werk, geen thuis, schulden en soms ook justitiële problemen. Voordat de cliënten bij ons komen wonen, krijgen ze een detox. Daarna wordt er gekeken naar een plek waar ze kunnen herintegreren in de maatschappij. In 2003 startte onze eerste client. Een leuke en slimme jongen uit Amsterdam. De eerste ontmoeting en ervaring is heel belangrijk. Wanneer dit goed bevalt, weet je dat je de juiste keuze hebt gemaakt. Nog steeds hebben we af en toe contact met hem en zijn een aantal jaren terug zelfs op zijn bruiloft geweest.”
“De cliënten wonen bij ons op het erf. Dat begon ooit met een caravan, de caravan werd een unit en daar kwam een stacaravan bij. In 2008 konden we met behulp van de POP3 subsidie drie studio’s realiseren op ons erf. Nu staan er drie nette studio’s waar de cliënten zelfstandig kunnen wonen. De cliënten blijven ongeveer een jaar bij ons wonen. Ze zijn van 7.00u tot 15.30u op de boerderij. We beginnen met melken en voeren tot 9 uur. De cliënten melken mee of maken de voergangen en de drinkbakjes schoon. Na het ontbijt maken ze de melkstal schoon, voeren we samen de lammeren en verzorgen ze dagelijkse klusjes op ons bedrijf.
We werken veel samen. Zo kunnen we met de cliënten het gesprek aan gaan. Het werk op de boerderij geeft ze weer structuur en een doel. Doordat we veel samen bezig zijn, signaleren we snel problemen en kunnen dit bespreekbaar maken. Het is belangrijk om elkaar te vertrouwen. dat kan alleen als je zelf ook open en eerlijk spreekt. Twee keer per week komt er externe begeleiding om de cliënten te helpen met administratieve taken en één dag iemand om hen te ondersteunen in huishoudelijke taken.”
“Natuurlijk heeft het ook nadelen om dit werk te doen. Er moet altijd iemand op het bedrijf zijn. De cliënten kunnen niet blijven en hebben begeleiding nodig. Maar aan de andere kant levert het ook een mooi inkomen op en hebben we altijd extra handjes op de boerderij. We ontvangen een dag- en woonvergoeding voor het werk met de cliënten. Dat was voor ons uiteindelijk ook de belangrijkste reden om dit te gaan doen. Je moet wat als je door wilt!”
In het Brabantse Heeswijk-Dinther lopen 138 melkkoeien in de wei. Niets bijzonders aan, maar de familie Van den Boom koos ruim vijf jaar geleden om hun Holstein Friesians te kruisen met Fleckvieh. En deze koeien brachten de ondernemers op ideeën.
“In 2015 raakte ik met iemand in gesprek over Fleckvieh en kocht ik een paar rietjes”, vertelt Twan van den Boom. “Het ras stond me wel aan en ik wilde het wel eens proberen. In dat jaar werden de eerste kalveren geboren. In de opfok deden ze het boven verwachting goed. Omdat mijn interesse groeide ben ik samen met mijn oudste zoon in 2017 een aantal dagen in Zuid-Duitsland gaan kijken naar een paar bedrijven met 100 procent Fleckvieh. Veel mensen hebben mij voor gek verklaard, maar ik werd daar positief verrast! Het zijn robuuste koeien die gemakkelijk melk geven, een goede gezondheid en bovendien een interessante restwaarde hebben. Daardoor leveren ze een mooi rendement op. Voor ons gaf dit de doorslag om vanaf 2017 Fleckvieh volledig in te zetten.
Op dit moment melken we 138 koeien, waarvan 88 kruislingen met een rollend jaargemiddelde van 10.652 liter melk met 4,36 procent vet en 3,50 procent eiwit.”
“Het grote verschil met Holstein Friesian koeien is dat Fleckvieh zichzelf spaart. Ze denken eerst aan zichzelf en dan pas aan de boer. Als er wat aan de hand is, dan trekken ze de melk op. Is de koe opgeknapt dan komt de melkproductie vanzelf weer op gang. Ze houden hun gezondheid veel beter op peil, waardoor onze veestapel met minder krachtvoer en andere additieven een betere gezondheid heeft dan voorheen. Bovendien geeft dit voor ons gevoel een beter beeld richting de maatschappij. We willen graag presteren en veel kilogrammen melk leveren, maar niet ten koste van de dieren.”
Dat de familie Van den Boom de binding met de maatschappij belangrijk vindt blijkt wel uit de melktap en boerderijwinkel op hun erf. “We wonen 300 meter van de bebouwde kom. Ik vind het belangrijk dat je als bedrijf gastvrij bent. In 2017 zijn we gestart met de melktap, eigenlijk door een opdracht van onze oudste zoon die toen aan de HAS Den Bosch studeerde. Hij deed marktonder-zoek naar verse melk. Hier bleek best veel vraag naar te zijn en wij vonden het wel interessant om dit uit te proberen. Langzaam begonnen we steeds meer te verkopen van onze eigen producten, zoals yoghurt en later ook vleespakketten.”
“De fosfaatreductieregeling viel voor ons niet gunstig en daardoor kregen we veel ruimte in de stal. We besloten om de stierkalveren aan te houden en hiermee de ruimte op te vullen. In het begin slachtten we af en toe een paar dieren voor eigen gebruik, vrienden of familie, maar later begonnen we ook met de verkoop van vleespakketten aan huis. In 2020 is onze boerderijwinkel geopend. Een gedeelte van de kalveren gebruiken we nu voor de verkoop van vleesproducten in onze winkel. Het klinkt misschien raar, maar wat dat betreft heeft Corona positief bijgedragen aan de verkoop aan huis. Mensen ontdekten ineens de buurt. Bewust en gezond eten werd veel belangrijker. En tegenwoordig willen steeds meer mensen weten wat ze eten. Het is vers en onbewerkt. Kant en klaar gekruid gehakt is verleden tijd.”