Remkes is terecht kritisch op het kabinetsbeleid. Hij adviseert op belangrijke onderdelen tot een forse bijsturing in lijn met de inbreng van LTO en andere partijen uit de sector:
Het advies van Remkes bevat ook onderdelen die niet bijdragen aan een herstel van vertrouwen.
Het voorstel om tot 600 piekbelasters binnen een jaar te beëindigen is onmogelijk en onnodig. Het zorgt voor nog grotere onzekerheid bij duizenden ondernemers die zich afvragen of zij tot de ‘1 procent’ behoren. Een gegarandeerde reductie binnen één jaar is onrealistisch, zoals ook het PBL deze week aangaf. Dat legt grote druk op de vrijwilligheid die voor LTO van groot belang is met het oog op de menselijke maat. De genoemde ‘plusregeling’ voor de hoogst mogelijke vergoeding voor vrijwillige stoppers inclusief fiscaal goede behandeling is hoognodig conform inzet van LTO.
In zijn pleidooi voor rust en stabiliteit is Remkes terecht kritisch op het stikstofkaartje, dat voor grote onrust en onzekerheid bij boeren (én hun financiers) zorgt. Het voorstel om tot een top-down zonering gekoppeld aan bedrijfstype en afzetmarkt te komen valt moeilijk te rijmen met een gebiedsgerichte aanpak van onderop. Dit roept veel vragen op. Wat zijn de gevolgen, op welke manier wordt dit vormgegeven en welke ruimte hebben boeren in bepaalde gebieden?
De inzet van Remkes om te kiezen voor een geleidelijke, stap voor stap aanpak in plaats van ‘patsboem-beleid’ zou tot de logische conclusie moeten leiden dat vasthouden aan 2030 niet nodig is. In lijn met zijn eerdere stelling dat 2030 een politiek doel is kan beter worden vastgehouden aan de huidige wet die koerst op 2035. De door Remkes voorgestelde wettelijke verankering van evaluatiemomenten over haalbaarheid en uitvoer in 2030 is hoe dan ook noodzakelijk.
Remkes doet enkele dappere pogingen om tot landbouwperspectief en verdienmodellen te komen. Daar zitten aanknopingspunten in, maar de uitwerking is beperkt. Ondertussen lijkt vanuit het kabinet de inhoudelijke pap op belangrijke beleidsthema’s al gestort te zijn. De suggestie om tot een landbouwakkoord te komen voelt dubbel. Enerzijds zijn we daar voorstander van en biedt het grote kansen. Anderzijds is de oprechte vraag welke ruimte er voor de landbouwdeelnemers van een dergelijk akkoord nog zou zijn om niet te degraderen tot uitvoerders van (ongewenst) overheidsbeleid.
Voergroep Zuid staat volledig achter deze reactie van de LTO-organisaties.